- Tentoonstelling: Art Nouveau
- Meesterschap
Introductie
Het technische kunstenaarstalent was duidelijk zichtbaar in decoratieve voorwerpen tijdens Art Nouveau. Glasblazers brachten hun werk meermaals terug naar de smeltoven om textuurlagen en decoratieve elementen toe te voegen. Ze bliezen oude technieken nieuw leven in en vonden nieuwe uit. Zo creëerden zij stralende regenboogkleuren, zoals het favrile glas van Louis Comfort Tiffany. In aardewerk en keramiek werd geëxperimenteerd met vormen en glazuur. Juweliers ontwierpen moderne stukken voor hun eliteklanten. Aansluitende halskettingen, hangertjes, armbanden en oorringen werden versierd met halfedelstenen, gemaakt in ivoor, het schild van schildpadden en email. Overal in Europa dook de nieuwe stijl op: in Nederland (Brantjes en Rozenburg), Duitsland (Meisenthal en Koepping), Hongarije (Zsolnay), de Bohemen (Harach, Loetz), en Scandinavië.
Glasmeesters
Emile Gallé (1846-1904) was een Franse glasblazer, keramiekbewerker en meubelontwerper. Hij werd een van de meest invloedrijke figuren in de Art Nouveau en Franse decoratieve kunst. Hij werd geboren in Nancy en studeerde plantkunde en mineralogie in Duitsland. Daarna nam hij de glas- en keramiekfabriek van zijn vader over in 1874. Tijdens de Universele tentoonstelling van 1889 in Parijs werden zijn vernieuwende initiatieven in glaswerk met gegraveerde camee en pâte de verre-werk de hemel in geprezen. In 1895 breidde hij zijn fabriek uit met een meubelatelier. In zijn fabrieken produceerde de École de Nancy (Gallé, Louis Majorelle, Victor Prové, Eugene Vallin en broers Daum) meubels, glaswerk, gekleurd glas, leder, keramiek en textiel. Hierdoor werd de status van Nancy als een van de belangrijkste centra van Art Nouveau bevestigd.
Juwelen en decoratievoorwerpen
René Jules Lalique (1860-1945) volgde zijn opleiding in Parijs en Londen. Hij viel op doordat hij niet afkomstig was uit een lange dynastie van juweliers. Zijn werk ontleende zijn waarde aan bijzonder ontwerp, maar ook aan het gebruik van intrinsiek rijke materialen zoals diamanten. De stukken van Lalique werden voor het eerst voorgesteld in 1895. Hij gebruikte materialen zoals ivoor, glas, hoorn en fel gekleurde halfedelstenen. Zijn insecten, bloemen en nimfen waren Art Nouveau-voorwerpen in de vormen die gedetailleerde en delicate emailwerken in de verf zetten. Hij werkte voor privéklanten zoals Sarah Bernhardt en handelaren als Cartier en Boucheron. Juwelier Luis Masriera (1872-1958) uit Barcelona werd geïnspireerd door zijn bezoeken aan de Universele Tentoonstelling in Parijs. In zijn armbanden en hangers werden grillige elementen verwerkt, zoals libellen: hun vleugels trilden wanneer de drager van het juweel bewoog.
Keramiek
De Fransman Edmond Lachenal (1855-1948) raakte al op 15-jarige leeftijd vertrouwd met het werk van Theodore Deck: hij ontwierp een grote variëteit aan stijlen en vernieuwende glazuren. Vanaf de jaren 1890 werkte hij ook samen met gerenommeerde beeldhouwers. De artistieke samenwerking met Agnès de Frumerie (1869-1937) hield bijna tien jaar stand. De Frumerie werd in het Zweedse Skövde geboren en verhuisde in 1892 naar Parijs. Ze verwerkt brons, marmer, keramiek, glas en gips tot beelden en portretbustes. Haar werk evolueerde van het classicisme waar ze in Stockholm mee opgroeide naar Nationale Romantische Bewegingen in Zweden en Europa en de symboliek van de Franse Art Nouveau. In haar artistieke kennissenkring bevonden zich mensen als Rodin, Gauguin, Strindberg, Mucha, Edvard Munch, Claude Debussy en Edvard Grieg.